Skip to content

De Seesinkmolen op 't Goet Seesink

De Achterhoek bestond vooral uit een aaneenschakeling van natte gebieden. Sommige van deze natte gebieden waren omsloten door de hogere zandruggen en op veel plaatsen kon het water moeilijk weglopen. De geringe helling en capaciteit van de beken had tot gevolg dat bij hoge afvoer het gebied inundeerde. De vroege bewoners maakten hier gebruik van.

Zij hebben van de hogere naar lagere gelegen streken doorgravingen gemaakt en daarop molens geplaatst die de afwatering bevorderden. Het water van de beek de Slinge, welke bij het dorp Aalten een hoogte heeft van ongeveer 23 meter boven A.P., vloeide met bijna onzichtbare oevers over de broekgronden van Aalten en Varsseveld tot aan Ambt-Doetinchem en verspreidde zich over een oppervlakte van p.m. 3000 hectaren. Door vloeddammen afgesloten was dit vanouds een reservoir, waaruit het water getrokken werd om onder andere door de Seesinkbeek een molen bij de boerderij ’t Olde Seesink in de Binnen-Heurne in werking te brengen. Vanaf deze watermolen stroomde het water verder via de Bievinkstraat, Lovinkbeek en Akkermansbeek om vervolgens in den Ouden IJssel te vloeien.

Dat bij Zeesink-Binnen een watermolen heeft gestaan blijkt uit oude kaarten. Historische gegevens van de watermolen zijn tot dusver hierover onbekend doch de kadasterkaart van plm. 1830 geeft een duidelijke verbreding weer in het Binnen Beekje, in de knik ten oosten van de boederij ’t Olde Seesink. Ook op een kaart van 1754 is al een grote kolk getekend, met een “aftapping” naar een gebouwtje, waarin naar alle waarschijnlijkheid iets door water werd aangedreven. De genoemde kolk in de beek, bekend als “molenkolk” is gedempt. Bij werkzaamheden in de jaren -1930 zijn bij het begin van de kolk resten van paalfunderingen aangetroffen.

In het boek van W.J. Thiele uit 1847 met de titel ‘Verslag over den toestand der rivieren en afwateringen in het Zutphensche, en ontwerpen tot verbetering van dien toestand’ staat over de molen op bladzijde 75 ‘Bij Seesink is voorheen een graanmolen geweest, die door het water der Seesinkbeek in beweging werd gebragt, doch deze molen is sinds langen tijd verdwenen.

Ook in het boek van H. Hagens uit 1979 met de titel ‘Molens Mulders Meesters. Negen eeuwen watermolens in Twente en de Gelderse Achterhoek’ wordt melding gemaakt van een molen bij de boerderij Seesink.

Een watermolen is een molen die stroming in een beek of rivier doormiddel van een waterrad omzet in rotatie-energie. Om de kracht van het water optimaal te benutten wordt een beekje met een goot (spreng) omgeleid om het zo boven op het rad te laten stromen. Soms wordt er voor de molen ook nog een molenvijver aangelegd, een soort stuwmeer, zodat er minder snel watertekort ontstaat bij het malen.

Vloeddammen zijn lage dijkjes die werden aangelegd om het water in een bepaald gebied vast te kunnen houden.